Wat is diabetes?

 

Diabetes heb je 24 uur per dag. Dat is vervelend. Maar dat betekent niet dat je een rotleven krijgt. Want diabetes is goed te behandelen en je kunt gewoon leven zoals andere kinderen. Het is soms alleen wat ongemakkelijk. We leggen je graag uit wat diabetes is en waar je op moet letten.

 

Glucose

Je lichaam is opgebouwd uit miljoenen lichaamscellen. Die hebben energie nodig, net zoals een auto benzine nodig heeft. Glucose is een soort suiker en dat is brandstof voor je lijf. Ons lichaam zit zo slim in elkaar dat het zelf glucose kan maken uit koolhydraten. Die krijg je naar binnen als je bijvoorbeeld brood, pasta, aardappelen, boontjes of vlees eet. Dan moet de glucose nog wel bij je lichaamscellen komen. Daar zorgt je bloed voor. Ze noemen daarom glucose ook wel bloedsuiker.

 

Insuline

Maar de glucose moet niet alleen bij de cel, maar juist ín de cel zien te komen. Hier zorgt de stof insuline voor. Dat is de sleutel om de cel te openen. En daar gaat het bij mensen met diabetes mis. Normaal maakt een lichaam zelf insuline aan. Dat gebeurt in een speciaal gedeelte van de alvleesklier die in je buik zit. Maar bij mensen die diabetes hebben, werkt dat niet meer: het lichaam maakt dan geen insuline meer. Soms helemaal niet meer en soms te weinig. Als je geen insuline meer aanmaakt, heb je diabetes type 1, en als er te weinig wordt aangemaakt, heb je diabetes type 2.

 

Bob over de eerste keer spuiten

Omdat het lichaam geen insuline maakt, is er geen sleutel meer om de glucose binnen te laten. Die blijft dus in je bloed zitten. Daarom noemden ze diabetes vroeger ook gewoon suikerziekte: je hebt dan te veel suiker (glucose) in je bloed. Maar dat niet alleen: de cellen in je lichaam krijgen ook geen brandstof meer. Deze twee dingen zorgen ervoor dat je klachten krijgt. 

 

Aanvullen van insuline

Omdat je alvleesklier niet meer goed werkt, moet je op een andere manier insuline in je lichaam krijgen. Anders krijgen je cellen geen brandstof. Helaas kun je insuline niet innemen als een drankje of pilletje. Er zijn maar twee manieren waarop het wel kan:
  1. Insuline inspuiten met een insulinepen in je buik, bil of been. Daar voel je bijna niks van, want het maar een heel dun naaldje.
  2. Met een insulinepomp: een klein kastje dat je altijd met je meedraagt. In dat kastje zit de insuline en een pomp die op batterijen werkt. De insuline wordt dan 24 uur per dag, beetje voor beetje, via een slangetje en een naaldje in je buik, bil of been in je lichaam gebracht. 

 

Ook moet je jezelf goed in de gaten houden door regelmatig je glucosewaarde te meten. Dit kun je meten met een bloedglucosemeter. Dat is een zelfde soort instrument als de dokter voor het eerst gebruikte om je bloed te controleren.

 

Naar Houd jezelf goed in de gaten >