Houd jezelf in de gaten

 

Je weet dat je je rottig voelt als je te veel glucose in je bloed hebt. Ook te weinig glucose is niet goed. Maar wat is de goede hoeveelheid? Dit kun je meten met een bloedglucosemeter. Dat is een zelfde soort instrument als de dokter voor het eerst gebruikte om je bloed te controleren. Vanaf nu zul je zelf de glucose in je bloed moeten gaan meten. Dat lijkt in het begin misschien eng, maar daar ben je zo aan gewend. Om zo weinig mogelijk last te hebben van diabetes moet jouw glucose tussen de 3.5 en 8 mmol/liter zitten. Als de waarde te laag is (onder de 3.5 mmol/l) noemen ze dat met een hypo. Bij een hyper, is de glucosewaarde te hoog (hoger dan 8 mmol/l). 

 

Als je één keer gemeten hebt, zegt dat nog niet zoveel. Want als je speelt of sport, verbruik je energie en daalt de glucose in je bloed. En als je eet, stijgt de glucose weer. Je zult daarom een paar keer per dag moeten meten. De getallen van de metingen schrijf je op in je Bob&Bo dagboekje. De diabetesverpleegkundige zal deze gegevens ook gebruiken om te kijken of je meer of minder insuline moet spuiten. Dat heet ‘instellen’. Als je goed bent ingesteld, is jouw diabetes goed onder controle.

 

Wil je weten hoe het meten werkt, kijk dan op onze pagina Meten doe je zo.