Alcohol

 

Als je er op een gegeven moment voor kiest om alcohol te drinken, moet je je een paar dingen realiseren. Op de eerste plaats is het belangrijk dat je altijd je koppie erbij moet houden als je diabetes hebt. Je moet op tijd de juiste insulinedosis nemen en alert blijven op de verschijnselen van een hypo of hyper. Dat is lastig als je alcohol drinkt. Maar er speelt nog meer.

 

Alcohol zorgt ervoor dat de lever geen glucose meer produceert en dat de concentratie glucoseverhogende hormonen in je bloed afneemt. Door de koolhydraten in de alcohol neemt weliswaar eerst je bloedglucose toe, maar daarna daalt de glucose. Dat heel plotseling gebeuren, ook kan uren na het alcoholgebruik. Daardoor neemt de kans op een hypo flink toe. Zorg er daarom voor dat je altijd eet vóór, tijdens en na het gebruik van alcohol, het liefst iets met langwerkende koolhydraten.

 

Als je veel gedronken hebt, mag je bloedglucose voor het slapen gaan niet lager zijn dan 8 mmol/liter. Vertel thuis dat je veel gedronken hebt, dan kunnen ze je helpen met je glucosemeting, voor wat eten zorgen en goed in de gaten houden of je ’s nachts niet een ernstige hypo krijgt.

 

< Terug naar In de puberteit